jonnerik.reismee.nl

Nog even genieten

Het is zover, onze laatste maand aan de Bodensee is ingegaan. Over 3,5 week rijden Erik en ik met een volle auto weer terug naar Nederland. Ik wilde dit blog maar beginnen met het beantwoorden van de vraag die steeds meer mensen aan ons stellen: ‘Hebben jullie zin om weer terug te gaan naar Nederland?’. Het antwoord op die vraag is ja en nee. We hebben zin om familie en vrienden weer te zien en (relatief) dicht in de buurt te hebben, we hebben (zeker nu het lente wordt) heel veel zin om te tuinieren (en dat gaat hier niet) en we kunnen niet wachten tot we in ons toekomstige huis in Haastrecht onze handen uit de mouwen kunnen steken. Maar, het zal niet makkelijk zijn om afscheid te nemen van de dingen die ons hier zo bevallen: het uitzicht op de Alpen vanuit ons slaapkamerraam, de lieve collega’s en vrienden van het Max Planck Instituut, de fluitende rode wouwen boven Möggingen, de rustige kneuterige dorpjes in het glooiende heuvellandschap rond de Mindelsee, de rijkdom aan vlinders, de ‘dagjes uit’ naar het Zwarte Woud of Zwitserland. We schuiven het idee van “naar huis gaan” daarom nog even voor ons uit en proberen zo lang mogelijk te genieten van de dingen die het leven aan de Bodensee aangenaam maken.

EĂ©n van de dingen die we dit voorjaar nog wilden doen was een poging wagen om de ruigpootuil te vinden in het Zwarte Woud. Dit is de enige vogelsoort die we nog niet van onze ‘wensenlijst’ voor deze regio hebben kunnen afstrepen. Zodoende reden we op vrijdag 23 maart richting Todtnau, waar we een voor Ă©Ă©n nacht een kamer hadden gereserveerd in Hotel Waldeck. Dit bleek een heel leuk hotelletje te zijn, waar we ogenschijnlijk de enige gasten waren. Misschien was dat ook de reden dat de gastheer nogal beteuterd keek toen wij aangaven dat we die avond niet in het restaurant zouden eten en dat we de volgende ochtend alweer voor het ontbijt wilden vertrekken. Toen we eenmaal ingecheckt waren, reden we een stukje naar het noorden waar we de auto parkeerden en over knerpende sneeuw het bos in liepen. Terwijl we steeds dieper het bos in drongen werd het langzaamaan donker. In de diepe schemer nuttigden we onze meegebrachte broodjes en luisterden aandachtig
. niks
. geen ruigpootuil liet zich horen. Op de terugweg naar de auto stopten we regelmatig om even te luisteren. Toen we alweer dicht bij de bewoonde wereld waren klonk ineens heel hard de kreet van een uil door het bos. Het was een mannetje bosuil. Niet de soort die we zochten, maar wel leuk. Erik begon fluitend op zijn handen met de bosuil te communiceren en deze kwam steeds dichterbij. Binnen niet al te lange tijd begon er ook een vrouwtje te reageren en vloog het mannetje over onze hoofden, waarschijnlijk nieuwsgierig naar de identiteit van de uit het niets verschenen rivaal. Juist op het moment dat we verder wilden gaan lopen hoorden we ineens nog een mannetje bosuil
 en nog Ă©Ă©n
 wat een drukte! Het bleken minimaal drie mannetjes en Ă©Ă©n vrouwtje te zijn. Dat was toch wel even heel erg genieten.

De volgende ochtend stonden we voor dag en dauw op. We hadden ons voorgenomen om te proberen weer een auerhoen te zien. We waren wel een beetje ontmoedigd door de diepe sneeuw die nog in de bergen lag, maar we besloten toch te gaan. Onze belangrijkste motivatie was een vers spoor van een auerhoen dat Erik de avond ervoor had gevonden. Er was dus in ieder geval Ă©Ă©n auerhoen in het gebied aanwezig. We liepen weer over dezelfde ‘winter wanderweg’ het bos in als de avond ervoor, maar nu namen we na een paar kilometer een afslag die ons van het ‘gebaande pad’ af leidde. Dit betekende dat we vervolgens regelmatig tot over onze enkels in de sneeuw wegzakten. Langzaam kwam de zon op, waardoor de sneeuw die van de bomen af dwarrelde veranderde in een glittergordijn. De ‘AuerhahnhĂŒtte’ die we een paar maanden geleden al eens zonder sneeuw hadden bezocht, had nu een mooie witte muts op. We ploegden een paar uur zonder resultaat door de sneeuw en kwamen tot de conclusie dat de auerhoenen waarschijnlijk hun toevlucht gezocht moesten hebben op een onbesneeuwde helling (dat was in ieder geval wat wij gedaan zouden hebben als we auerhoenen waren geweest). Vlak voor we terug naar de auto wilden gaan lopen hoorden we wel nog een hele mooie heldere roep van een dwerguil. Zo heeft dit nachtje in het Zwarte Woud ons niet de soorten opgeleverd waar we voor kwamen, maar toch twee leuke waarnemingen van verschillende soorten uilen. Omdat we al vroeg in het bos waren gaan lopen, was het ondanks de paar uur durende wandeling door de sneeuw pas 10:00 toen we weer bij de auto arriveerden en de terugreis naar Möggingen aanvaardden.

Eenmaal terug in Möggingen hadden we daardoor nog een heel weekend voor de boeg. Het was prachtig lenteweer en het was haast niet voor te stellen dat we die ochtend nog door de sneeuw hadden gelopen. We besloten de middag door te brengen op de telpost op de heuveltop ten noorden van Möggingen. Dat bleek een hele goede beslissing te zijn. We hebben een paar uur heerlijk in het zonnetje op de telpost gestaan en hebben ons prima vermaakt met de langstrekkende groepen houtduiven en vinken. Ook hebben we hier de eerste boerenzwaluwen van dit jaar gezien. Het was zelfs zo leuk dat we op zondag weer een paar uur met zijn tweeĂ«n op deze heuveltop hebben gezeten, waarbij we een langstrekkende zwarte ooievaar ontdekten. Deze telpost valt bij mooi weer en goede trek zeker in de categorie ‘nog even genieten’.

De daaropvolgende week moest er weer ‘gewoon’ gewerkt worden, maar op (goede) vrijdag waren we vrij en brachten we ’s ochtends weer een paar uur door op de telpost. Het was weer hartstikke mooi weer en de vinken hadden er zin in, dus wij ook. ’s Middags reden we nog even naar Moos om wat nieuw gearriveerde soorten te bekijken. We zagen een blauwborst, boerenzwaluwen, huiszwaluwen, een oeverzwaluw en flink wat zomertalingen. Die avond waren we druk met inpakken, want voor de rest van het paasweekend stond er een bezoek aan de Rijndelta op het programma met een aantal collega’s en vrienden van het Max Planck Intituut.

Zaterdagochtend werden we tegen 08:00 opgepikt door onze reisgenoten. Het plan was om met zijn zevenen drie dagen te vogelen in Oostenrijk, in de omgeving van Bregenz waar de Rijn de Bodensee in stroomt (de ‘Rijndelta’). Ons internationale gezelschap bestond uit twee Nederlanders, Ă©Ă©n Sloveense, Ă©Ă©n Chinese, Ă©Ă©n Egyptenaar en twee IndiĂ«rs. We hadden twee appartementen gehuurd in de Oostenrijkse bergen op ongeveer een uur rijden van Bregenz. Op de heenweg maakten we een ‘vogelstop’ ten oosten van Friedrichshafen en daarna liepen we in Oostenrijk de westelijke dam af, langs de monding van de Rijn in de Bodensee. Leuke soorten die we tegenkwamen waren grote zee-eenden, grote barmsijzen, gele kwikstaarten, roodborsttapuiten, een tapuit en een paar paartjes zwartkopmeeuwen in een kolonie kokmeeuwen. Voor een aantal leden van ons gezelschap zaten daar een paar ’lifers’ tussen (vogels die ze voor het eerst in hun leven zagen), dus de dag was geslaagd. Erik en ik merkten vooral dat we in Nederland een beetje verwend zijn als het op watervogels aankomt en dan met name steltlopers. De westelijke dam langs de Rijnmonding staat in Duitsland bekend als een ‘hele goede plek’ om steltlopers te zien. Wij worden niet heel enthousiast van de grindoevers met hier en daar een paar meter steltloperloos slik, maar goed, dat ligt dus misschien aan ons referentiekader.

De dagen daarna vogelden we op nog een aantal plaatsen rond Bregenz, maar wat vogels betreft zagen we weinig spannends. De leukste waarnemingen deden Erik en ik op geluid (kruisbekken en buidelmezen). Op zondagochtend wandelden we door een stuk bos waar een paar overactieve bevers hadden huisgehouden. Zelfs de dikste bomen waren omgeknaagd. We hebben het hele weekend heel erg veel geluk met het weer gehad. Er was veel regen voorspeld, maar steeds als wij de auto uit stapten om een stuk te gaan wandelen was het droog en zodra we terug waren bij de auto begon het weer te regenen. Zondagmiddag maakten we nog een wandeling door de sneeuw in de omgeving van onze appartementen, waarbij we een waterspreeuw in de rivier ontdekten. Dat zijn toch zulke leuke vogels! Op maandag was het gelukkig heerlijk lenteweer, zodat we toch nog een beetje het ‘paasgevoel’ kregen.

Zo zijn wij al vogelend april in gerold. De tijd vliegt! Nog even genieten
.

Jonne

Reacties

Reacties

Friederike

Dank je wel voor je levendige verhalen en tot ziens in Haastrecht.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!